Actueel

Lessen van de ‘beste overheidsorganisatie van Nederland’

12-05-2020 4 minuten

De gemeente Tilburg werd in 2019 als eerste gemeente verkozen tot ‘Beste Overheidsorganisatie van Nederland’. De jury roemt de wijze waarop de gemeente luistert naar de wensen vanuit de maatschappij. Het hoge waarderingscijfer dat inwoners geven aan de dienstverlening geeft hier blijk van. In het juryrapport staat dat de jury in het bijzonder onder de indruk is van de manier waarop de gemeente ‘het grootste burgerinitiatief van Nederland’, het Spoorpark, heeft gefaciliteerd. In dit artikel vertellen we over het Spoorpark, en waarom dit zo’n lichtend voorbeeld is van de Gemeente van Morgen. Hiervoor spraken we met wethouder Marcelle Hendrickx van de gemeente Tilburg, die verantwoordelijk is voor dit dossier.

Een braakliggend terrein in hartje Tilburg

Het Spoorpark is een verhaal over een gebied in Tilburg dat ooit diende als rangeerterrein voor de treinen van de NS. Jarenlang lag het braak. Ooit waren er wel plannen voor herontwikkeling, maar die overleefden de economische crisis van 2008 niet.

In 2015 vond de gemeente dat het lang genoeg had geduurd. Tilburg kwam met het nogal onorthodoxe idee om niet zélf de handschoen op te pakken, maar inwoners te vragen om met plannen te komen. Dit sloot aan bij het zogenoemde ‘Right to Challenge’-concept. De Rijksoverheid bedacht deze aanpak om burgers te stimuleren om de overheid als het ware ‘uit te dagen’ (challengen) door zelf met plannen te komen. Voorwaarde daarbij is dat ze aantonen dat ze het beter kunnen doen dan de overheid.

Wat bleek? Er kwam een enorme energie los onder de Tilburgers. Een groepje inwoners pakte zich samen. Zij belegden maar liefst zeventig bijeenkomsten in veertien maanden. Dat had resultaat; het groepje ontving van inwoners en ondernemers 81 ideeën voor het gebied. Ze kwamen tot een uitgewerkt plan, dat ze inbrachten bij de gemeenteraad. De gemeenteraad stemde in met het plan, en dus konden de inwoners aan de slag.
Twee jaar later, in juni 2019, werd het Spoorpark geopend. De Tilburgers zijn trots op het eindresultaat. Het park mag er wezen. Maar ze zijn misschien nog wel meer trots op de manier hoe zij als inwoners de handen uit de mouwen hebben gestoken, en dit met elkaar tot stand hebben gebracht.

Aansluiten bij de samenleving 

Ook de gemeente is tevreden. Volgens wethouder Marcelle Hendrickx van de gemeente Tilburg is het Spoorpark een ‘prachtig voorbeeld’ van hoe je je als overheid tot de samenleving kunt verhouden. 

Het Spoorpark staat namelijk niet op zich. Het is een voorbeeld van een diepgewortelde werkwijze. Volgens Hendrickx heeft Tilburg zich enkele jaren geleden bewust de vraag gesteld wat voor stad zij ambieert te zijn. Rondom die vraag voerde de gemeente de dialoog met inwoners. Hendrickx: “Daar is uitgekomen dat we een stad willen zijn waarin inwoners actief zijn in hun buurt of wijk. Waarin inwoners zelf nadenken over wat ze willen en kunnen.” Nu vraagt de gemeente zichzelf steeds vaker af wat nou daadwerkelijk de opgaves en de vragen zijn die buiten het gemeentehuis liggen. 

Flexibele organisatiegrenzen

In de praktijk ziet Hendrickx dat de gemeente door deze benadering steeds meer ‘fluïde’ wordt in haar vorm: “Onze gemeentelijke organisatie vloeit over in de stad, en de stad is aanwezig in onze organisatie. En dat is ook hoe we willen werken.” Dit is wat de gemeente van Morgen volgens haar typeert: een organisatie met een vorm en structuur die niet langer strak valt te omlijnen.

In de praktijk betekent dit dat ambtenaren steeds meer de opgaves van ‘buiten’ gaan ondersteunen in de rol van procesbegeleider. Dit was ook heel duidelijk het geval in het voorbeeld van het Spoorpark. Daar was een ambtenaar actief in een faciliterende rol, als verbinder tussen partijen uit de gemeenschap en de betrokken afdelingen van de gemeente.

In de geest van hoe wordt gewerkt binnen de organisatie, wordt eigenlijk steeds een bepaalde cyclus van stappen gevolgd. Die cyclus begint met de vraag in hoeverre de vragen en opgaves van ‘buiten’ binnen bekend zijn. De tweede vraag is vervolgens of het de organisatie lukt om op een goede manier bij die vraag of opgave aan te sluiten. Als dat niet het geval is, dan wordt de vraag gesteld wat de organisatie daarvan kan leren.

Leren door te experimenteren

Het vermogen om te leren is misschien wel de belangrijkste succesfactor. Je móét een lerende organisatie zijn. Hendrickx heeft met eigen ogen ervaren hoe belangrijk het is dat medewerkers een veilige omgeving ervaren. “Leren doe je door fouten te maken. In het verleden stond die veiligheid nog wel eens ter discussie. Daar is nu geen sprake meer van. Je moet het eigenlijk ook geen ’fouten’ noemen. Je moet zeggen: ’experimenteren mag’. En sommige dingen lukken, en andere niet.”

Een succesfactor die Hendrickx beslist niet wil weglaten, is hoe de gemeente Tilburg medewerkers stimuleert om opleidingen te volgen. “Twee procent van de totale loonsom gaat naar leren en ontwikkelen. We geven daaraan gemiddeld meer uit dan andere gemeenten. En dat is wel echt iets dat we heel bewust hebben ingezet.”

Beste overheidsorganisatie

Samenvattend zien we dus dat de gemeente Tilburg een ontwikkeling doormaakt van een klassieke, hiërarchische organisatie, naar een wendbare organisatie. Deze beweging is onmisbaar gebleken als het gaat om de aanpak in het dossier ‘Spoorpark’. Dit heeft sterk bijgedragen aan de verkiezing van de gemeente Tilburg tot ‘beste overheidsorganisatie’. De jury roemt de gemeente voor de wijze waarop zij “constant in verbinding staat met interne en externe partners.”

En zo voegen we weer een puzzelstukje toe aan ons beeld over de ‘Gemeente van Morgen’. Nieuwsgierig naar ons onderzoek? Of benieuwd naar wat Morgens voor jou als gemeente kan betekenen? Neem dan contact op met mij, of met mijn collega’s Peter-August Keur en Jeske Gunterman.

Gemeente van Morgen

Dit interview maakt deel uit van een serie gesprekken met gemeentesecretarissen, bestuurders en andere gezichtsbepalende personen binnen het gemeentelijk domein over de gemeente van Morgen. Hierbij kijken we zowel naar ontwikkelingen in de gemeentelijke sector voor de komende vijf jaar als naar de situatie van vandaag, om vervolgens te bepalen wat er nodig is om van vandaag naar morgen te bewegen.