Actueel / Zorg
GGZ Toen & Nu: Marnix de Romph
Uit ons onderzoek naar de GGZ van Morgen blijkt dat de GGZ voor grote uitdagingen staat: een stijgende vraag, groeiende kosten en een krappe arbeidsmarkt. Maar was dit altijd al zo? Kunnen we misschien lessen trekken uit knelpunten van het verleden? Wat hebben we toen gedaan? Om antwoorden te vinden op deze vragen gaan consultants Stijn en Annericht in gesprek met Marnix de Romph, directeur P3NL en bestuurder CaleidoZorg, in zijn prachtige huis net buiten Rotterdam. De reden waarom we volgens hem niet verder zullen komen in het oplossen van deze uitdagingen? We hebben onszelf verkeerde denkpatronen aangeleerd in de GGZ.
Dit interview is onderdeel van een drieluik waarin we op zoek gaan naar antwoorden op prangende vragen die nu spelen binnen de GGZ. We spreken Marieke van de Ven (bestuurder Parnassia & Reakt), Marnix de Romph (directeur P3NL en bestuurder CaleidoZorg) en Dick Veluwenkamp (bestuurder Arkin) over hun loopbaan en de veranderingen die zij tegenkwamen. Verder delen zij hun visie op de toekomst van de GGZ en hoe wij daar samen kunnen komen.
Hoe ben jij in de GGZ beland?
“Laat ik beginnen met zeggen dat ik niet van origine uit de zorg kom. Mijn jongensdroom was namelijk om journalist te worden. Ik werd televisiemaker, waarbij documentaires over maatschappelijke onderwerpen zoals zorg en minderheden mij het meest interesseerden. Daarna werd ik woordvoerder bij het Erasmus Medisch Centrum en daar werd ik verliefd op de zorg; de dynamiek, de uitdaging en spanning tussen inhoud, organisatie en bekostiging”, vertelt Marnix.
“Vervolgens kwam ik terecht bij een grote thuiszorgorganisatie waar ik de rol kreeg om namens de Raad van Bestuur transmurale samenwerking met andere zorgorganisaties vorm te geven: ik heb projecten bij revalidatie en het ziekenhuis gedaan, huisartsengroepen opgezet en gezondheidscentra uit de grond gestampt. De rode draad was samenwerken en dat is het in mijn werk nog steeds.
Tegenwoordig ben ik werkzaam bij P3NL, een federatie voor twaalf wetenschappelijke beroepsverenigingen in de GGZ. Daarnaast ben ik bestuurder bij CaleidoZorg, een innovatieve GGZ-organisatie waar we de dingen nét anders durven te doen. Naast samenwerking en innovatie houd ik mij veel bezig met kwaliteit van zorg. Onderdeel daarvan is dat je als zorgprofessional niet benauwd moet zijn om verantwoording af te leggen over de door jou verleende zorg, zodat zorgverzekeraars kunnen toetsen of deze rechtmatig is.”
Welke uitdagingen kwam je tegen in het begin van je loopbaan in de GGZ?
“Het hoofdlijnenakkoord met onderwerpen zoals vrije artsenkeuze en lange wachtlijsten klapte door onenigheid tussen de sector en VWS. De vrije artsenkeuze en lange wachtlijsten zijn thema’s die nog steeds niet zijn opgelost. Daarbij waren in die tijd preventie, ambulantisering en de invoer van de basis- en gespecialiseerde GGZ onderwerpen die grote veranderingen in de GGZ teweegbrachten.”
Welke positieve veranderingen binnen de GGZ heb je meegemaakt?
Marnix: “Ik zie positieve veranderingen in minder versnippering en meer samenwerking, een meer holistische kijk op zorginhoud met eigen regie voor de patiënt, een eindige behandeling en innovaties op ICT-gebied. Allereerst is de GGZ een stuk minder versnipperd dan voorheen. Dit komt doordat zorgprofessionals zich meer verenigen en van zich laten horen. Dit gebeurt ook over het GGZ-domein heen, in de samenwerking met de eerste lijn en het sociaal domein.
Versnippering wordt vaak gebruikt als een argument op het moment dat onderhandelingen tussen partijen vastlopen, maar dat is niet de reden dat we niet verder komen. We komen er niet uit doordat er verkeerde denkpatronen zijn in de GGZ.
Hij vervolgt: “Die verkeerde denkpatronen zijn ontstaan door de tegenstelling die in ons marktwerkingstelsel zit ingebakken vanwege de voortdurende strijd rondom de bekostiging tussen de financiers en de zorgaanbieders. Om deze patronen te doorbreken moeten we naar een andere as kijken, namelijk die van de cliënt, wat die nodig heeft en wat de professional kan bieden. Hier moet je beginnen met zoeken naar een oplossing. Op dit spoor zit nauwelijks verdeeldheid. Ook in het IZA zie je dat de verkeerde volgorde wordt gehanteerd, waarbij er wordt gestart met de financiering. Wij beginnen bij CaleidoZorg in elk overleg bij de inhoud. Dan gaan we nadenken over hoe we die inhoud gaan organiseren. Daarna gaan we pas kijken hoe we dat gaan bekostigen. Wanneer we dit allemaal gaan doen ben ik ervan overtuigd dat we geld overhouden in de GGZ.
Een tweede positieve verandering is dat we tegenwoordig veel breder kijken naar de zorginhoud. In de GGZ stellen we niet meer alleen de ziekte en de klachten centraal, maar kijken ook naar gezondheid en gedrag. Een voorbeeld hiervan is het kijken in termen van krachten en positieve gezondheid: iemand met psychiatrische problemen kan op andere levensgebieden goed functioneren. Ook richten we ons op herstelondersteuning. Deze omslag vraagt een andere kijk van zorgprofessionals.
Het gaat niet meer alleen om deskundigheid, maar ook om hoe je de meest passende zorg kunt leveren en veerkracht kunt creëren bij de cliënt. Daarbij hoort dat je een behandeling niet meer voor 100% volbrengt, maar bij 75% zegt: en nu ben je goed genoeg.
Zorgprofessionals moeten zich dus meer richten op afronden van behandeling en dit onderwerp van gesprek laten zijn. Een belangrijke kanttekening is dat cliënten met een terugval op korte termijn terecht moeten kunnen. Zo bellen wij bij CaleidoZorg een paar maanden na het afronden van een traject cliënten om te vragen hoe het gaat. Het creëren van dit geruste gevoel voorkomt veelal dat die terugval plaatsvindt. Natuurlijk blijft er een doelgroep die het complete zorgpakket nodig heeft. Maar daar durven we eigenlijk niet tegen te zeggen dat ze uitbehandeld zijn en we geen opties meer hebben. We blijven doorgaan. Terwijl we in de somatiek wel tegen iemand zeggen: ‘het is klaar’.
En als derde positieve verandering zie ik mooie innovaties op het gebied van ICT-toepassingen. Wij werken bijvoorbeeld met een digitale vragenlijst waar cliënten inchecken. Ze scoren hun klachten zoals slapeloosheid, depressiviteit of opvliegendheid én omschrijven hun krachten. Krachten zijn bijvoorbeeld steunbronnen of activiteiten waar zij blij van worden. Deze worden gekoppeld aan de DSM en leveren zo een gedetailleerd profiel op. Naast dat je hier interessante data-analyses op kunt loslaten, biedt het profiel een goede basis voor samen beslissen en de inzet van preventieve interventies. Dit is ook een andere manier van gebruik van de DSM, die erg sturend is geworden.”
En welke negatieve veranderingen zag je binnen de GGZ?
“Een negatieve verandering was de wetgeving op de leeftijdsgrens in de jeugdzorg, waarin staat dat de hulp stopt wanneer de cliënt achttien wordt. Deze Jeugdwet is dus niet vanuit de inhoud opgesteld. Bij de harde knip moet de cliënt gedwongen van behandelaar en mogelijk instelling wisselen en komt in het slechtste geval weer op een wachtlijst terecht.
Daarnaast houdt ons huidige systeem van marktwerking ons tegen om oplossingen in te voeren. We hebben GGZ-instellingen gedwongen om te denken in termen van productie, waarbij ze door verzekeraars worden veroordeeld op onrechtmatige zorg.
We hebben dan ook niet meer zorgprofessionals nodig in het huidige systeem. Want als je het goede doet in dit systeem pakt het verkeerd uit.
Wanneer we het juiste doen door bijvoorbeeld nog efficiënter te gaan werken om de wachtlijst te verminderen, waarbij behandelaren misschien negen in plaats van zeven loodzware gesprekken op een dag voeren, dan branden zorgprofessionals helemaal op. Wat we nodig hebben is ruimte voor een nieuw organisch model. Hierbij is het belangrijk dat we klein beginnen en niet direct een totaaloplossing zoeken. Op veel plekken in het land doen we dit al met goede projecten. Daarbij moet de politiek durven zeggen dat het systeem van privatisering en individualisering niet werkt en dat we de samenleving als het ware weer moeten terug organiseren. Hiervoor moeten spannende keuzes worden gemaakt. Om bijvoorbeeld regionalisering te laten slagen moeten we 10% van het macrobudget hier naartoe schuiven. Voor deze omslag zijn dappere mensen nodig die een beetje buiten de lijntjes kleuren.”
Wat zijn volgens jou de belangrijkste toekomstige uitdagingen voor de GGZ?
“Een belangrijke uitdaging is de hoge werkdruk die momenteel door zorgprofessionals wordt ervaren. Zij hebben zo’n zeven gesprekken van een uur per dag. We kunnen hen niet nog zwaarder belasten. Wat kunnen we wel doen? Kijken naar een andere daginvulling met variaties aan zwaarte in gesprekken en zorgen voor afwisseling, met werkzaamheden zoals het begeleiden van een jonge collega of het voorzitten van een MDO.”
Welk advies zou je willen meegeven aan consultants startend in de GGZ?
“Wees je bewust van de eerdergenoemde denkfouten in de GGZ, bouw vertrouwen op in relaties en denk in mogelijkheden, zodat je verkeerde patronen niet stimuleert. Wanneer mensen iets echt heel spannend vinden zit je op het goede spoor. Op een gegeven moment zul je je gaan verzetten tegen het systeem en de oneerlijkheid, want het is niet makkelijk om die kluwen te ontwarren. Daar moet je niet moedeloos of somber over worden. En tenslotte, wees dapper en laat je inspireren door andersdenkenden en mensen buiten je eigen bubbel zoals kunstenaars, schrijvers en theatermakers”, aldus Marnix.
Wat is jouw visie?
Herken jij je in het verhaal van Marnix? Wat zijn mooie projecten van dappere mensen die jij ziet? Laat het ons weten! In de volgende blog gaan wij in gesprek met Dick Veluwenkamp, bestuurder bij Arkin.