Actueel
Lean in het onderwijs: het principe ‘pull’
Lean denken en werken gaat uit van een aantal principes. In eerdere blogs ben ik ingegaan op de principes flow, waardedenken en klantdenken. In deze blog staat het ‘pull’ principe centraal. Wat is het pull-principe precies en wat gebeurt er als een onderwijssysteem meer pull wordt?
Het principe ‘pull’ versus ‘push
Het pull-principe betekent dat de klant het product of de dienst door het productieproces ‘trekt’. Het tegenovergestelde van pull is push. Het push-principe zie je vaak terug bij traditionele industriële bedrijven: op basis van een marktinschatting produceren bedrijven eindproducten op voorraad. In een proces waar pull-principes worden toegepast start de productie pas als de klant een product heeft besteld. Pull organisaties produceren geen eindproducten op voorraad. Een klant bestelt en op dat moment gaat het productieproces lopen en kan er – conform klantwens – geproduceerd worden.
Het pull-principe bij dienstverlenende organisaties
Dienstverlenende bedrijven en instellingen hanteren vaak het pull-principe: het bedrijfsproces start pas als de klant het in beweging zet door iets te kopen, te bestellen of te vragen. Dienstverlenende organisaties produceren vrijwel nooit op voorraad. Zo start een gemeente het vergunningverleningsproces op het moment dat de klant de aanvraag indient. Een ziekenhuis start de behandeling van een patiënt pas op het moment dat deze zich meldt. Toch zien we ook bij de interne processen van dienstverlenende organisaties veel ‘push’. Denk bijvoorbeeld aan een collega die klaar is met zijn werk en de voorraad ‘gereed werk’ door duwt naar de volgende medewerker in het proces.
Van push naar pull in het onderwijs
Interessant is om na te denken wat gebeurt als het onderwijssysteem meer pull wordt. Welke consequenties heeft dat? In algemene zin kunnen we concluderen dat ons onderwijsstelsel vanuit een push gedachte is ingericht. Je bent als (jonge) student (gelukkig) verplicht onderwijs te volgen, wat ingedeeld is volgens een vast stramien (zoals MBO, HBO, WO) met bijbehorende studiejaren, semesters, vakken en opdrachten die je dient te volgen en vaste momenten van toetsing.
Wel is een kentering merkbaar. Gepersonaliseerd onderwijs, modulair en flexibel opgebouwd, waarbij studenten een eigen programma en tempo kunnen bepalen komt steeds vaker voor. Dit vraagt veel van de onderwijsorganisatie. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van docenten, de bezetting van zalen, het roosteren en ICT voorzieningen. Zij zullen immers meer moeten meebewegen met de wensen en eisen (pull) van de student in plaats van het ‘vaste’ en planbare (push) stramien te presenteren.
Maar hoe organiseer je flexibel onderwijs? Hoe voorkom je dat het chaos wordt? Standaardisatie is het toverwoord. Dat klinkt misschien als een tegenstrijdigheid, maar onderwijsorganisaties die met succes flexibel onderwijs aanbieden, hebben in vergaande mate hun processen, werkwijze en aanbod gestandaardiseerd. Binnen kaders is veel mogelijk en is er voor ieder wat te kiezen. Met name commerciële onderwijsaanbieders zoals NCOI hebben dit tot kunst verheven.
Pull in de praktijk van het onderwijs
Los van een pull onderwijssysteem zijn er natuurlijk ook gewoon hele concrete processen die een onderwijsorganisatie meer pull kan inrichten. Bijvoorbeeld het afstudeerproces. Dit proces start op het moment dat een student aangeeft te willen gaan afstuderen. Als er sprake is van ‘pull’ dan is de eerste vraag ‘op welke datum wil je afstuderen?’. Ofwel: begin with the end in mind. Op basis van deze afstudeerdatum plannen de student en zijn begeleider het totale proces nauwkeurig op individueel niveau in. Daardoor is duidelijk wie op welk moment de benodigde informatie moet aanleveren. De laatste stap is communicatie en sturing: laat iedere betrokkene weten dat er een afstudeerder (afstudeerscriptie) aankomt en wanneer deze naar de eerstvolgende in de keten overgedragen moet worden (b.v. de studentadministratie of een tweede lezer). Kern is dat op het moment dat je een nieuwe aanvraag voor afstuderen toelaat in je proces, je direct het hele proces van die individuele aanvraag plant. Zo weet iedereen die aan de betreffende aanvraag werkt op welke moment er wat van hem of haar wordt verwacht.
Belangrijk voor de omslag van ‘push’ naar ‘pull’ is het herinrichten van processen. Er is daarnaast ook een change of mind bij de werknemers nodig. Zij bepalen niet meer geheel autonoom wanneer zij hun werk doen en hun stapel scripties doorschuiven, maar doen dit in het vastgestelde ritme van het proces. Daarnaast zal het vaak zo zijn dat hun stapel ‘uit te voeren werk’ lager wordt, om zo de flow van het proces in stand te houden. Deze beide veranderingen zijn groot in organisaties waar men gewend is om in eigen tempo met eigen voorraden te werken. Medewerkers zullen bij deze organisaties dus moeten wennen aan werken in een pull-systeem.
Tot slot: het pull-principe is een lastig principe, dat sterk verband houdt met de eerder genoemde principes zoals flow, waardedenken en klantdenken. In de praktijk komen organisaties pas later in hun Lean Transitie aan pull toe.
“Lean in het onderwijs” is ook een thema op het Zestor Congres.
Waar gaan we vandaag aan werken om klaar te zijn voor morgen? Deze vraag staat centraal in het Zestor-seminar ‘Vandaag werken aan morgen’ op 2 april. Vertrekpunt is de opgave van hogescholen om wendbaar en voorbereid in te spelen op de toekomst. Als samenwerkingspartner geeft Morgens nader invulling aan de onderwerpen wendbaarheid en leiderschap in het hbo van morgen.